Sociale vaardigheden
Praatje maken
- Ga na of je hier een praatje kan maken
- Kijk de ander aan
- Groet de ander
- Zeg iets over wat jullie beiden, zien, horen of voelen
- Let op de reactie van de ander
- Ga daarop door, stel een vraag of rond het gesprek af
Luisteren
- Kijk de ander aan
- Toon interesse, met en zonder woorden
- Knik en hum, je lichaamshouding gericht op de ander
- Vraag naar de dingen die je niet begrijpt
- Herhaal kort wat er gezegd wordt
- Geef je mening of gevoel
- Let op de reactie van de ander
Iets bepraten
- Kies een goed moment
- Vertel de ander dat je wilt praten en waarover
- Praat rustige toon, kijk de ander vriendelijk aan
- “Ik wil het graag hebben over…
- Vertel in een ‘ik-boodschap’
- Kort, bondig en zakelijk
- Wat er is
- “Tijdens de vergadering zei je dat en dat
- “Ik heb er over nagedacht en ik denk dat dit geen goed idee is
- “omdat ik denk dat…… (kort en zakelijk)
- Vraag wat de ander daar van vindt
- Luister goed naar de ander (Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn!)
- “Oke, jij vindt …. dit, en ik vind ….. dat. We verschillen van mening.
- Rond het gesprek af met een conclusie
Reageren op kwaadheid
- Luister aandachtig naar de ander
- Laat merken dat je ziet dat de ander kwaad is
- Vraag naar wat je niet begrijpt
- Laat merken dat je begrijpt waarom de ander kwaad is
- Als je denkt dat het nu het goede moment is geef je je mening of gevoel
Uiten van kwaadheid
- Let op je lichaam (o.a. je houdin
- Ga na of je iets dwars zit
- Ga na door wie of wat dat komt
- Kies een goed moment om het te uiten
- Laat horen dat je kwaad bent en waarom. Wees concreet en beperk het tot deze concrete situatie
- Luister naar de reactie van de ander
(Belangrijk is niet dat je je gelijk krijgt, belangrijk is dat je de ander meedeelt dat je kwaad bent)